Wat is er bekend over de relatie tussen rekeninterventies en motivatie bij leerlingen in het praktijkonderwijs?

  • Gepubliceerd:

Hoewel de vraag niet direct kan worden beantwoord, zijn aanknopingspunten voor het verhogen van rekenmotivatie te vinden in de motivatietheorie en verkennend onderzoek bij zwakke rekenaars. Te denken valt aan beheersingsdoelen stellen, succeservaringen faciliteren, waardevolle opdrachten verstrekken, het zelfbeeld en zelfvertrouwen van leerlingen verhogen, autonomie of zelfregulatie versterken en investeren in relaties tussen leraar en leerling. Deze aanknopingspunten zijn ook te herkennen in twee handvatten voor de praktijk over het motiveren van leerlingen en over leerroutes voor rekenen in het praktijkonderwijs.

Dat motivatie een belangrijke factor is in het rekenonderwijs wordt onderbouwd door het grote aantal (internationale) onderzoeken. Er bestaat echter geen specifiek interventie-onderzoek naar rekenmotivatie in het praktijkonderwijs. Wel kunnen we het begrip rekenmotivatie nader beschouwen en zo mogelijk onderbouwen met onderzoek in het vmbo of bij zwakke rekenaars.

Motivatietheorieën

In de (leer)motivatieliteratuur wordt motivatie omschreven als een complex begrip, dat meerdere dimensies kent. Een aantal hier genoemde relevante dimensies voor rekenen zijn afkomstig uit verschillende theorieën. Een rol spelen bijvoorbeeld self-efficacy  (het vertrouwen in eigen kunnen), zelfregulatie (controleren van gedachten, gedrag en gevoel om bepaalde doelen te behalen) en de mate van autonomie die leerlingen hebben. Ook de doelen die leerlingen zichzelf stellen als ze taken uitvoeren, zijn van invloed. Leerlingen die beheersingsdoelen stellen (zij willen hun competentie vergroten) zouden effectiever leergedrag vertonen dan leerlingen die prestatiedoelen stellen (zij vergelijken hun prestaties met anderen).

Daarnaast gaat de zelfdeterminatietheorie uit van drie psychologische basisbehoeften: competentie (tonen wat je kunt), autonomie (tonen dat je dat zelf kunt) en relatie (vragen om aandacht en waardering). De vervulling van de psychologische basisbehoeften draagt bij aan de intrinsieke motivatie. Een intrinsiek gemotiveerde leerling leert iets omdat hij dat zelf wil. Bij extrinsieke motivatie leert een leerling, omdat iemand anders dat aanmoedigt of bepaalt. Onderzoek laat zien dat intrinsieke motivatie een positieve invloed heeft op leerresultaten.

Onderzoek naar motivatie

Uit een Nederlands onderzoek onder 1100 leerlingen blijkt dat twaalfjarige vmbo-leerlingen die rekentaken proberen te vermijden, zich minder gunstig ontwikkelen wat betreft self-efficacy, welbevinden op school en oriëntatie op taakuitvoering.

Internationaal onderzoek wees uit dat high school studenten met een laag zelfbeeld bij wiskunde, dus met lage verwachtingen over hun prestaties, vaker niet succesvol gokgedrag vertoonden bij een digitaal rekenprogramma. En zwakke rekenaars bleken vaker succesvol hulp te zoeken bij dit digitale rekenprogramma.

Een onderzoek onder zestienjarige jarige Britse leerlingen uit achterstandssituaties laat zien dat deze leerlingen problemen ervoeren met onder andere het begrijpen van taken, klassenmanagement en de leraar-leerling-interactie. Zij zouden onder andere gebaat zijn bij positief ondersteunende relaties met leraren en bij klassenmanagement (consequente gedragsregulatie) dat zou leiden tot meer autonomie in het leerproces.

Praktijk

Het handboek over motivatie van Ros e.a. kan leraren een bruikbare checklist bieden om de rekenmotivatie van leerlingen in het praktijkonderwijs te bevorderen. Leraren kunnen bijvoorbeeld de autonomie van leerlingen versterken door aan te sluiten bij hun persoonlijke interesses en hun keuzes bieden. Ook helpt het empathie te tonen als leerlingen geen interesse hebben in de leerstof en hen te stimuleren nieuwe interesses te ontwikkelen. Structuur ondersteunend gedrag van docenten (klassenmanagement) versterkt het gevoel van competentie bij leerlingen. Voorbeelden hiervan zijn verwachtingen duidelijk communiceren, met stappenplannen werken, opdrachten laten aansluiten bij het niveau en de voorkennis van leerlingen, en betekenis geven aan de leerstof door aan te sluiten bij hun belevingswereld. Verder kan een leraar bijdragen aan een gevoel van verbondenheid door te investeren in de relatie met leerlingen.

Wel specifiek gericht op rekenonderwijs in het praktijkonderwijs is de SLO-publicatie Passende perspectieven praktijkonderwijs; Leerroutes rekenen. Deze voorziet in leerroutes en bijbehorende concretiseringen voor de vier verschillende doelgroepen binnen het praktijkonderwijs, met elk een eigen verfijning wat betreft het streefniveau voor rekenen.

In deze praktijkgerichte documenten gaat het overigens om handelingsaanwijzingen (door experts) waarvoor geen bronnen zijn gevonden die de veronderstelde effectiviteit  empirisch ondersteunen.

Meer weten?

Lees het volledige rapport opgesteld als antwoord op deze vraag, inclusief geraadpleegde bronnen.

Andere relevante boeken zijn:

  • Ros, A., Castelijns, J., Van Loon, A., Verbeeck, K. (2014). Gemotiveerd leren en lesgeven: De kracht van intrinsieke motivatie. Bussum: Uitgeverij Couthinho.
    Het boek komt ook voor in twee eerdere antwoorden over motivatie van de Kennisrotonde (2016).
  • Boswinkel, N., Brandt, R., & Van Os, S. (2015). Passende Perspectieven taal&rekenen. SLO. Zie http://passendeperspectieven.slo.nl/praktijkonderwijs

 

Dit antwoord is tot stand gekomen met dank aan José van der Hoeven en Niek van den Berg. Zij hebben hiertoe Hans van Luit (Universiteit Utrecht) geconsulteerd.


Ga je het antwoord gebruiken in het onderwijs?
Wat vind je van de leesbaarheid van het antwoord?

Privacyverklaring

Wij gaan zorgvuldig om met persoonsgegevens. Lees hierover meer in onze privacyverklaring.

Gerelateerde vragen

  • Welk gewicht hebben keuzevrijheid en samenwerking met medeleerlingen in een training gericht op executieve functies van leerlingen van 12 tot 16 jaar?

    Gepersonaliseerd leren | Executieve functies | Onderzoekend en ontwerpend leren | vo

    Het is aannemelijk dat keuzevrijheid en samenwerking effectieve elementen zijn in een training gericht op executieve functies van leerlingen van twaalf tot zestien jaar. Er is echter weinig tot geen direct bewijs voor. Een training van keuzevrijheid en ruimte voor samenwerking kan mogelijk bijdragen aan intrinsieke motivatie en welbevinden van leerlingen. Er bestaat een verband tussen deze laatste factoren en executieve functies. Leraren die autonomie van leerlingen ondersteunen, hebben leerlingen met sterkere executieve functies. Of het gaat om een oorzakelijk verband is niet bekend. Dat is wel duidelijk bij peer mentoring. De mentorleerling kan direct bijdragen aan het toepassen van strategieën voor executieve functies door de leerling die hij begeleidt.

    Lees meer

  • Welke didactische strategieën bevorderen het eigenaarschap van leerlingen met een verstandelijke beperking voor hun leerproces?

    Didactiek | Eigenaarschap | Leerproces | Praktijkonderwijs | Passend onderwijs | vo

    Leren dat recht doet aan hun behoeften en mogelijkheden, kan leerlingen met een licht verstandelijke beperking eigenaar maken van hun leerproces. De docent bekijkt samen met de leerling wat de meerwaarde van het leren voor zijn leef- en werksituatie is en welke persoonlijke doelen hij dan kan bereiken. Door coöperatief leren behalen leerlingen met een licht verstandelijke beperking zowel op sociaal als op cognitief gebied winst.

    Lees meer

  • Leveren authentieke contexten bij rekenen een bijdrage aan de motivatie van studenten mbo-4?

    Motivatie algemeen | Werkplekleren | Rekenen | mbo

    Authentieke taken, dat wil zeggen taken die een relatie met problemen in de werkelijkheid hebben, zijn betekenisvol voor studenten. Ze kunnen het gevoel van competentie bij studenten verhogen en daarmee de motivatie. Het is aan te bevelen om authentieke taken te gebruiken die aansluiten bij de beroepspraktijk of het dagelijks leven van de studenten. Zorg ervoor dat de taken voor de studenten uitdagend zijn, maar niet té moeilijk. Het is daarbij motiverend als studenten ook kunnen kiezen hoe ze het gestelde probleem kunnen aanpakken.

    Lees meer

  • Leidt de inzet van gemakkelijk leermateriaal en weinig verwachtingen hebben tot onderprestatie bij vmbo-leerlingen?

    Omgaan met verschillen | Motivatie algemeen | vo

    Materiaal voor vmbo-leerlingen moet vooral passend zijn, niet makkelijk. Passend materiaal voldoet aan een aantal kenmerken, zoals zinnen die bestaan uit signaalwoorden en teksten die expliciet op de leerstof focussen. Dit helpt de leerlingen en versterkt hun motivatie. Weinig of lage verwachtingen van leerlingen hebben, kan zeker onderpresteren veroorzaken. Docenten kunnen leerlingen beter laten presteren door te focussen op voortgang en door een gunstig pedagogisch klimaat te scheppen. Juist op het vmbo vraagt dat vakbekwaamheid van docenten. De verwachtingen van leerlingen zelf spelen ook een rol bij onderpresteren. Soms is het zelfvertrouwen zo slecht dat niet inspannen en dus falen de voorkeur heeft boven falen na inspanning.

    Lees meer

  • Kan het geven van feedback de motivatie en leerresultaten van studenten positief beïnvloeden en wat is effectieve feedback?

    Motivatie algemeen | mbo

    Feedback kan het lesgeven, maar vooral het leren en de leerresultaten verbeteren. Feedback op de kwaliteit van het werk en het leerproces of de leerstrategie zijn het nuttigst. Positieve feedback, gericht op het werk en/of de leerstrategie, bevordert de (intrinsieke) motivatie en het leren.

    Lees meer